Als je iets naars hebt meegemaakt, groot of klein, denk je altijd naderhand “had ik maar…” of “had ik niet gewoon dit of dat kunnen doen”. We gaan alsnog piekerend aan de slag om te kijken of het voorkomen had kunnen worden. Zo proberen we ons geloof te herstellen in dat we het leven in de hand hebben, of in een rechtvaardige wereld. De machteloosheid die we anders voelen is té erg.
Maar het is een illusie dat we het leven 100% onder controle hebben, of dat het leven altijd goed is. Én we betalen hiervoor een hoge prijs, namelijk schaamte en gevoelens van waardeloosheid. Als we immers iets hadden kunnen doen, en we hebben het niet gedaan, wat ben je dan voor sukkel!? We schamen ons ervoor dat we geen verweer hadden, dat we kwetsbaar zijn.
Er is nog een kant aan dit verhaal. Als je niets hebt gedaan om de traumatische gebeurtenis te voorkómen, was je waarschijnlijk in de freeze-modus geschoten. Bij levensbedreigende of overweldigende gebeurtenissen “schiet” ons zenuwstelsel op slot, zodat je je voor dood houdt. Dat doe je niet expres. Dat is een overlevingsreactie. Want in die toestand voel je geen pijn meer en dat kan erg nuttig zijn! Dit vraagt naderhand dat je de freeze los laat komen, door te trillen, rennen, bibberen, zoals een zebra doet die is ontsnapt aan de leeuw. En dát onderdrukken we meestal, omdat we dit stom vinden (het grote nadeel van onze grote menselijke trots, prefrontale cortex, met al die oordelen).
Die prefrontale cortex kunnen we ook anders inzetten: Om de schaamte te aanvaarden, adem in, adem uit. Dit brengt je bij je machteloosheid en kwetsbaarheid (adem in, adem uit). Als je daar doorheen bent, kom je bij je ware, reële kracht. Je hoeft niet meer te strijden tegen je eigen nare gevoelens. Je kunt je richten op wat er hier en nu van je gevraagd wordt. Wat een rust.
Als je dit interessant vindt en meer wilt lezen, klik hier voor de nieuwsbrief of voor Lessen in Levenslust.